1.093
Moeder Gods van het Brandende, niet verbrandende braambos
Periode: 18e eeuw
Afmeting: 26.50 x 31.00 cm
Beschrijving
De halffigurige Moeder Gods houdt het Kind op haar
linkerarm. De ladder voor haar borst is een uitbeelding van de derde strofe van
de Akathistos Hymne: “Gegroet hemelse ladder, waarlangs God is afgedaald, brug,
welke van de aarde naar de hemel leidt.”
De rots, waarvoor een gekroonde figuur is afgebeeld,
verwijst naar de kerk, waarin Christus als Koning en Hogepriester.
Rondom de centrale voorstelling een achtpuntige ster met
vier engelen en de symbolen van de vier evangelisten. De achtpuntige ster is
geplaatst in acht rozenbladeren met even zoveel engelen. Deze engelen tonen
attributen die verwijzen naar de Akathistos Hymne, die in de zesde of achtste
eeuw in Constantinopel is ontstaan en waarin de Moeder Gods als een
niet-verwelkende Roos wordt vereerd. De tekst rond de rozenbladeren luidt: “Die
Zich engelen maakt tot Zijn boden, tot Zijn dienaren laaiend vuur” (Psalm 104,
4).
In de hoeken afbeeldingen van vier oudtestamentische
visioenen: Mozes en de brandende braamstruik (linksboven); een serafijn die de
lippen van Jesaja reinigt met een gloeiende kool (rechtsboven); Ezechiël, die
Christus door de gesloten poort van Jeruzalem ziet komen (linksonder) en de
droom van de hemelladder van Jakob te Betel (rechtsonder). Het feest van de
Moeder Gods van het Brandende, niet-verbrandende braambos wordt op 4 september
gevierd. Daarbij wordt de tekst van de hymnendichter en Moeder Gods vereerder
Ephraim de Syriër gezongen: “Zoals het braambos brandde, maar niet verbrandde,
zijt gij Maagd gebleven, o heilige Moeder Gods.”